Dolfijnen zijn kleine, intelligente walvissen, die vooral bekend zijn geworden door hun capriolen in dolfinaria en oceanaria. Als alle walvissen zijn het volledig aan het water aangepaste zoogdieren, die op het land niet meer kunnen leven en zelfs hun jongen onder water werpen. Ze maken allerlei geluiden, die onder meer voor de plaatsbepaling worden gebruikt. Men onderscheidt 6 families, met ongeveer 65 soorten. Veel daarvan worden tegenwoordig bedreigd, onder meer door de tonijnvisserij. Onder de naam 'dolfijnen' worden in het algemeen de kleinere tandwalvissen (onderorde Odontoceti) samengevat. Dat wil zeggen dat alle walvissen met uitzondering van de baardwalvissen, potvissen en zwaardwalvissen tot de dolfijnen kunnen worden gerekend. Bouw en levenswijze: Evenals de andere walvissen stammen de dolfijnen af van landzoogdieren, die zich aan het leven in het water hebben aangepast. Dit bepaalt de bouw in hoge mate. Het lichaam is spoelvormig, met een gladde, onbehaarde huid. Op de grote kop bevindt zich behalve de ogen een 'blaasgat', dat uit de versmolten neusgaten is opgebouwd. Onder- en bovenkaak zijn naar voren verlengd. De gedrongen nek laat slechts beperkte bewegingen toe. De voorste ledematen zijn omgevormd tot vinnen (flippers) met een verkorte bovenarm en verlengde vingerkootjes. Van de achterste ledematen zijn alleen twee resten van bekkenbeenderen overgebleven. De staart is verbreed tot een horizontaal geplaatste, uit bindweefsel opgebouwde staartvin. Door deze lichaamsvorm is een perfecte stroomlijn ontstaan, die zelfs niet door uitsteeksels als oorschelpen wordt verstoord. De stuwkracht voor de voortbeweging wordt geleverd door de enorme rugspieren, die de opslag van de staartvin verzorgen. De neerslag is voor de voortstuwing van minder belang. De borstvinnen worden voornamelijk gebruikt voor het manoeuvreren en - samen met de eventueel aanwezige rugvin - voor de stabilisatie. Sommige soorten kunnen een snelheid van meer dan 40 km/u behalen. Gezien de beperkte hoeveelheid spierweefsel in de staart kan deze hoge snelheid niet alleen door de ideale torpedovorm worden verklaard. Zij wordt ook mogelijk gemaakt door de veerkracht van de huid en een speciaal patroon van warmteafvoer. Beide mechanismen zouden de waterturbulentie langs het lichaams oppervlak kunnen verminderen. Daarnaast speelt de wijze waarop het water schuin omhoog langs het lichaam afvloeit een belangrijke rol. De ademhaling geschiedt, zoals in principe bij alle zoogdieren, door de neus. De opening daarvan is ongeveer op het hoogste punt van de kop te vinden. In de neusgang bevindt zich een ingewikkeld systeem van luchtholten en kleppen. De gang kan actief worden opengetrokken door een grote massa spieren en weer worden gesloten door de elasticiteit van het weefsel. Onder water wordt de neusgang verzegeld door de uitwendige druk van het water en door de luchtdruk van binnenuit die in de luchtholten kan worden opgebouwd. De longen liggen aan de rugzijde van de borstholte en spelen daardoor een belangrijke rol bij de stabilisatie in het water. Tot ver in de long zijn de vertakkingen van de luchtpijp verstevigd met kraakbeenringen. Dit voorkomt dat de long onder hoge druk samen wordt gedrukt. De ademfrequentie is opvallend laag voor dieren met zo'n hoge stofwisseling als dolfijnen. Onder zoek heeft echter geleerd dat dolfijnen per ademtocht een hoger percentage zuurstof verversen dan landzoogdieren en dat ze meer zuurstof in het lichaam kunnen vasthouden door het hoge myoglobinegehalte van de donkerrode spieren. Bovendien kan bij het duiken de bloedtoevoer naar alle delen van het lichaam (met uitzondering van de hersenen) sterk worden verminderd en kan de hartslag worden verlaagd. Bij de toevoer van het bloed naar de hersenen worden eventuele drukverschillen gereguleerd in een complex van speciaal gebouwde bloedvaten, het wondernet. Het voedsel van de dolfijnen bestaat uit vis of inktvis. De viseters hebben een gebit met een groot aantal gelijkvormige tanden. Het gebit van de inktviseters is meestal sterk gereduceerd. De aanpassing aan het waterleven betreft elk levensstadium; ook de bevruchting, de geboorte en het zogen vinden onder water plaats. De wijfjes, die meestal kleiner zijn dan de mannetjes, werpen hun kalf na een draagtijd van bijna een jaar. De staart komt daarbij het eerst tevoorschijn. Tijdens de geboorte wordt de moeder geflankeerd door twee andere wijfjes, die haar beschermen tegen mogelijk aangelokte haaien. Na de geboorte wordt het jong op de eerste ademtocht naar de oppervlakte bijgestaan door de moeder of een ander wijfje . Bij het zogen wordt de vrij dikke melk vanuit de naast de geslachtsopening gelegen tepels in de bek van het kalf gespoten. Zintuigen en communicatie: Bij landzoogdieren hangen reuk en smaak altijd nauw met elkaar samen. Dolfijnen bezitten echter geen reukepitheel of een reukcentrum in de hersenen, maar kunnen wel proeven. Over de tastzin is weinig bekend. Men kan echter duidelijk merken dat de dieren in een dolfinarium de streling door hun trainers en onderling lichamelijk contact op prijs stellen. Het gezichtsvermogen is goed ontwikkeld; dolfijnen kunnen zowel onder water als in de lucht goed zien. Uit de sprongen door hoepels en het weggrissen van een vis uit de handen van de verzorger is in dolfinaria gebleken dat de dieren ook in de lucht afstanden kunnen schatten. Dit houdt in dat ze de voorwerpen met twee ogen tegelijk kunnen waarnemen. Toch zal het gezichtsvermogen in een aantal gevallen tekort schieten, bijvoorbeeld in troebel water. In dat geval (en waarschijnlijk ook in andere gevallen) is het gehoororgaan het belangrijkste zintuig. Een aantal Amerikaanse onderzoekers heeft aangetoond dat dolfijnen zich kunnen orienteren op de echo van hoogfrequente geluiden die ze zelf uitzenden. Deze vorm van echolokatie was al bekend bij vleermuizen. Dolfijnen bezitten een zo perfecte 'sonar' dat geblinddoekte dieren aan de hand van de echo's de kwaliteit van voorwerpen van verschillend materiaal en zelfs stukjes vis van verschillende soorten van elkaar kunnen onderscheiden. Hiertoe is tot op heden geen enkel technisch apparaat in staat. Volgens de nieuwste onderzoekingen worden de geluiden in het strottehoofd voortgebracht, hoewel daar geen stembanden of stemspleten aanwezig zijn. Via beengeleiding wordt het geluid door de verlengde bovenkaak uitgezonden. Vertegenwoordigers: De dolfijnen kunnen worden ondergebracht in zes families: rivierdolfijnen, langsnaveldolfijnen, spitssnuitdolfijnen, grondeldolfijnen, bruinvissen en echte dolfijnen. Rivierdolfijnen (familie Platanistidae) zijn primitieve dieren, die door hun meer gespecialiseerde verwanten naar ongunstige wateren zijn verdrongen. Ze bezitten naar verhouding een lange, beweeglijke nek. De orinocodolfijn (Inia geoffrensis) is van de vier soorten het best bestudeerd, omdat hij vrij veel in dierentuinen wordt gehouden. Tot de langsnaveldolfijnen (familie Stenidae) behoort de guyanadolfijn (Sotalia guianensis), die onder meer in de Surinaamse kustwateren voorkomt en tot in de rivierdelta's doordringt. De butskop (Hyperoodon ampullatus) wordt tot de spitssnuitdolfijnen (familie Ziphiidae) gerekend, hoewel hij geen duidelijk spitse snuit bezit. De mannetjes worden 9 m lang, de vrouwtjes 7 m. Beide kunnen tot zeer grote diepten duiken, waar ze op inktvis jagen. Voor het verorberen daarvan hebben ze voldoende aan een paar tanden op de punt van de onderkaak. De jonge dieren zijn vrij egaal grijs, de oude kunnen vrijwel wit zijn. Het zijn voornamelijk arctische dieren, al komen ze ook in de Middellandse Zee voor. De zeekanarie of beloega (Delphinapterus leucas) behoort tot de grondeldolfijnen (familie Monodontidae) en dankt zijn Nederlandse naam aan de fraaie fluittonen die hij produceert. Hij komt voor van de arctische wateren tot in de Golf van Biskaje. De jongen worden grijs geboren, maar de oude dieren zijn wit. Willie, de witte walvis die zich in 1966 een maand lang in de Rijn ophield, was een beloega. De narwal (Monodon monoceros) is de enige andere grondeldolfijn. Hij bezit twee tanden in de bovenkaak. Bij de wijfjes zijn deze tanden meestal niet door het tandvlees gebroken, terwijl de linkertand van de mannetjes tot een lange, naar voren gerichte stoottand is geworden. Deze stoottand is lange tijd voor de hoorn van de legendarische eenhoorn aangezien. De familie der bruinvissen (Phocaenidae) telt 7 soorten. De gewone bruinvis leeft bij de Europese kusten en trekt soms de rivieren op. Langs de kusten van Nederland en Belgie wordt hij steeds zeldzamer. Het zijn vrij kleine dieren (ca. 1,5 m), met een bolle kop zonder snuitje en met spatelvormige tanden. De soortenrijkste familie wordt gevormd door de echte dolfijnen (Delphinidae), al neemt men tegenwoordig vaak een aantal vroeger beschreven soorten samen tot een. Dit is bijvoorbeeld gebeurd met de gewone dolfijn (Delphinus delphis), die daardoor een enorm verspreidingsgebied heeft gekregen. Dit is het dier dat met de schepen meezwemt. Hij wordt ongeveer 1,8 m lang. Kenmerkend is de groeve tussen het snuitje en het 'voorhoofd'. Ook het pigmentatiepatroon van de slanke dieren is opvallend. De tuimelaar (Tursiops truncatus) is van alle dolfijnen het best in dolfinaria te houden en geniet wereldbekendheid als 'Flipper' uit de gelijknamige televisieserie. De soort komt voor in het noordelijk deel van de Atlantische Oceaan, tot voor de kust van Senegal en Kongo. Bedreiging: Hoewel d e visserij op dolfijnen weinig belang meer heeft, worden vele soorten door de mens bedreigd. Zo is het bestand van de bruinvis voor onze kust sterk afgenomen, waarschijnlijk door verontreiniging en overbevissing. Uit de Oostzee is de soort vrijwel verdwenen. Een zeer groot gevaar vormt de huidige wijze van tonijnvisserij. De vissers hebben namelijk ontdekt dat zich onder de scholen van bepaalde dolfijnsoorten scholen tonijn bevinden. Deze kennis is voor hen van groot nut, omdat dolfijnenscholen al van grote afstand kunnen worden waargenomen. Als ze de school genaderd zijn, zetten de vissers een aantal speedboten uit om de vaart uit de school te halen. Daarna wordt een ringnet uitgezet. De ervaring heeft de vissers geleerd dat het ontsnappen van een dolfijn erop duidt dat ook veel tonijnen ontsnappen. Daarom is het vrijlaten van de - economisch weinig waardevolle - dolfijnen een lastig karwei en sterven veel dolfijnen de verstikkings- of verdrinkingsdood. Perrin heeft geschat dat op deze wijze elk jaar een kwart miljoen(!) dolfijnen het leven moet laten om 45.000 ton tonijn te bemachtigen. Door hun intelligentie en het gemak waarmee de dieren te trainen zijn, worden ze ook ingezet voor militaire doeleinden. Het is mogelijk om de dieren met explosieve ladingen op e en doelwit af te sturen. Ook bij andere gevaarlijke onderwateropdrachten kan de dolfijn mensen vervangen. In hoeverre de opkomst van dolfinaria de dolfijnenstand bedreigt, is niet met zekerheid bekend. Wel is het duidelijk dat de zuiver commerciele inslag van vele dolfijnencircussen veel dieren het leven kost. De bonafide oceanaria en dolfinaria hebben echter maatregelen genomen om de bevoorrading van malafide instellingen te beperken. |