KLADRUBER
De Kladruber uit Bohemen in voormalig Tsjechoslowakije werd in 1597 door keizer Maximiliaan II van Oostenrijk gefokt. De stoeterij is nog steeds in bedrijf. Zwarte merries uit de Alpen werden aanvankelijk gekruist met Berberse en Turkse hengsten en later met Andalusiers die uit Spanje geimporteerd werden. Daarnaast vonden er kruisingen plaats met Lippizaners en Napolitaners. In de eerste jaren van het bestaan van het ras werd er zorgvuldig en selectief gefokt. De paarden werden als paradepaarden of tuigpaarden voor het keizerlijke hof in Wenen gebruikt. De paarden waren vooral schimmels, maar er werden ook zwarte dieren gefokt.
De Tweede Wereldoorlog richtte grote schade aan onder de Kladrubers. Om het ras weer nieuw leven in te blazen, werden Anglo-Normandiers, Hannoveranen en Oldenburgers gekruist met de overige Kladrubers. Het ras bloeide weer op; er zijn zowel zwarte als schimmellijnen.
De Kladruber is een sterk, levendig, maar rustig en volgzaam paard met een lange levensduur. De Kladruber was vroeger het klassieke tuigpaard; het dier is nu wat kleiner en een prima rij- en trekpaard.
Vroeger hadden Kladrubers een schofthoogte van 1,83 meter, maar de hedendaagse vertegenwoordigers van het ras zijn 1,68 tot 1,73 meter hoog.
Tinker - Shire - Fries - Fjord - Przwalskypaard - Suffolk Punch - Ardenner trekpaard - Falabella - Sorraja - Connemarapony - Thouroughbred - Polopony - Pony of the Americas - Appaloosa - Budyonny - Alter Real - Andalusier - Furioso - Kladruber - Hannoveraan - Konik - Riding horse / Pleasure horse - Cob - Albino - Azteca - Huzul - Zwitsers Warmbloed - Italiaans zwaar trekpaard - Nederlands warmbloed - Nederlands trekpaard - Gelderlander - Normand. Cob |