Gras
gras, het gewas afkomstig van grasland. Het bevat in het algemeen verscheidene soorten grassen en andere kruiden. Het is een belangrijk veevoeder met een hoge voederwaarde. De chemische samenstelling, die zeer sterk kan wisselen, maakt dat slechts bepaalde groepen dieren m.n. herkauwers en paarden het goed kunnen verteren.
Jong gras bevat een vrij hoog eiwitgehalte. Naarmate het ouder wordt neemt het gehalte aan houtstof toe, waardoor ruwe celstof overige koolhydraten en eiwit minder goed worden verteerd. De voederwaarde van gras is daardoor na de bloei aanzienlijk lager dan ervoor. Het vee verdraagt over het algemeen de variatie in de grassamenstelling heel goed. Het aanpassingsvermogen van de dieren kan echter te kort schieten, indien in zeer eiwitrijk (jong) gras een hoog kaliumgehalte samengaat met een te laag magnesiumgehalte. De kans dat melkkoeien kopziekte (grastetanie) krijgen, is dan het grootst. Soms draagt gras ertoe bij dat het vee last krijgt van een tekort aan het spoorelement koper.
Haver
INLEIDING |
haver, naam voor zowel het plantengeslacht Avena (Lat., = haver) als de soort A. sativa uit de Grassenfamilie. Er zijn ca. 15 soorten, die voorkomen van het Middellandse-Zeegebied tot in Azië. Het zijn eenjarige pluimgrassen met grote, twee- tot vijfbloemige, meestal hangende aartjes. De in Nederland en België in het wild voorkomende, 60120 cm hoge soort oot (A. fatua) is waarschijnlijk vanuit Midden-Azië als onkruid meegekomen met de gerst- en tarwecultuur en zo ook in West-Europa geheel ingeburgerd. De plant komt plaatselijk vrij algemeen voor op bouwland; de aartjes zijn meestal driebloemig; het onderste kroonkafje is meestal behaard en heeft een knievormig gebogen rugnaald. Men neemt aan dat hieruit de soort haver (A. sativa) is ontstaan. Bij deze geteelde haver zijn de aartjes meestal tweebloemig; het onderste kroonkafje is kaal en heeft een niet of weinig knievormig gebogen rugnaald. De vruchten vallen bij rijpheid niet uit de kroonkafjes, maar laten pas bij het dorsen los, een voor een graan zeer gewenste eigenschap. Een andere, vroeger ook in Nederland geteelde soort, is evene (A. strigosa). Deze is wegens de lage opbrengsten nu als zodanig vrijwel verdwenen; hij was misschien ontstaan uit de mediterrane A. barbata. Bij beide soorten hebben de onderste kroonkafjes niet alleen een naald op de rugzijde (zoals bij haver en oot), maar lopen deze kafjes aan de top bovendien in twee fijne naalden uit.
1. TEELT |
Het cultuurgewas haver is meestal een zomergewas, ofschoon er ook rassen bestaan die de winter enigermate kunnen verdragen. Het gewas stelt vrij hoge eisen voor wat betreft de vochtvoorziening. Haver wordt geteeld om de vruchten en om het verhoudingsgewijs voedzame stro. De vrucht, omgeven door de kroonkafjes (tezamen: de haverkorrel), wordt vrijwel uitsluitend gebruikt als veevoeder, o.m. wegens de vrij nauwe verhouding tussen eiwit en energie-inhoud. Van de granen heeft haver het hoogste vet- en eiwitgehalte. Slechts een zeer klein deel van de opbrengst komt als o.a. havermout voor menselijke consumptie beschikbaar.
2. ANDERE SOORTEN MET HAVER IN DE NAAM |
Het woord haver is ook een onderdeel van verscheidene samengestelde namen van planten uit de Grassenfamilie, zoals van het geslacht dwerghaver (en van een aantal soorten van dat geslacht) en van de plantensoort goudhaver.
Hooi
hooi, een veevoeder dat ontstaat als groenvoeders in Nederland en België meestal gras geheel of gedeeltelijk (en dan vaak nagedroogd door er verwarmde lucht door te blazen) langs natuurlijke weg worden gedroogd. In het eerste geval is de droogsnelheid geheel afhankelijk van de weersgesteldheid en dus in Nederland en België sterk wisselend; de hooikwaliteit wisselt daardoor ook sterk. Een deel van dit risico, en ook de ongewenste hooibroei, wordt uitgesloten als te vochtig hooi in een schuur of hooiberg verder wordt gedroogd door er al of niet verwarmde lucht door te blazen. Zulk hooi wordt vaak ventilatiehooi genoemd. In Nederland en België is de betekenis van grashooi voor de wintervoedering van het vee gering ten opzichte van het eveneens van grasland afkomstige kuilvoer .
De kwaliteit van het hooi hangt ook sterk af van het groeistadium van het gras dat voor de hooiwinning gemaaid wordt: over het algemeen wordt de kwaliteit van het hooi lager naarmate het gras ouder is. Daar staat echter een toenemende kg-opbrengst per ha tegenover; per snede kunnen de opbrengsten gemakkelijk wisselen van 3000 tot 6000 kg hooi per hectare.
De typische hooigeur wordt veroorzaakt door cumarine.
Krachtvoer
krachtvoer, groep veevoeders die per gewichtseenheid veel energie bevatten en meestal ook een hoog eiwitgehalte hebben. Voor de productie van krachtvoer wordt vaak slachtafval gebruikt (zie ook gekkekoeienziekte). Krachtvoer wordt in de rundvee- en schapenvoeding gebruikt om het minder geconcentreerde, ruwe-celstofrijkere en daardoor moeilijker verteerbare ruwvoeder aan te vullen. Alleen dan wordt het mogelijk het vee grote hoeveelheden vlees en/of melk te laten voortbrengen. Varkens en pluimvee worden uitsluitend met krachtvoer gevoerd, omdat zij ruwvoer minder goed kunnen verteren. .
Ruwvoeder
ruwvoeder, groep (rund)veevoeders die zich van krachtvoer onderscheiden door een lagere hoeveelheid energie per gewichtseenheid en een hoger gehalte aan ruwe celstof (dat vooral uit moeilijk verteerbare celwanden bestaat). Voorbeelden: gras, hooi en stro. Ruwvoeder is voor herkauwers in Nederland en België het belangrijkste voedsel. Voor varkens en pluimvee speelt ruwvoeder geen belangrijke rol, omdat deze dieren het minder goed kunnen verteren.
Voeding - Domesticatie - Paarden- en Ponyrassen - Stamboek - Huisdier